Iets geks

Er was iets geks met die kamer van mijn vader. Mijn moeder kwam er nooit, zelfs niet om schoon te maken. Ook mij verbood ze om hem te betreden. Elke zaterdag zette ze zwijgend een emmer sop en een zwabber voor de deur, en hing ze een stofdoek over de deurklink. Mijn vader nam dat dan mee naar binnen. Aan het eind van de ochtend zette hij alles weer exact zo terug als hij het aangetroffen had en ruimde mijn moeder de boel weer op. Maar voor ze het water door de put gooide, controleerde ze altijd of het vuil was en de stofdoek sloeg ze zo driftig uit dat hij daar meer van sleet dan van het hele stoffen zelf. Meestal maakte mijn vader zich spoorslags uit de voeten, maar soms bleef hij staan en sloeg haar van op een afstand gade. Dan zag hij eruit alsof hij zelf uitgeslagen werd.

Uit: ‘Valavond’