Requiem voor een orchidee

‘We gaan een week naar zee,’ had de buurvrouw gezegd, ‘en nu zoeken we een oppas voor onze orchidee.’

‘Geen probleem’, had ik geantwoord, ‘ik zorg wel voor de plantjes.’

‘Maar ze kan niet tegen alleen zijn,’ had Esmée gehakkeld en ik had natuurlijk direct gezegd: ‘Och, breng haar dan maar bij mij.’

Ze stond op een tafeltje op een lichte plaats, maar niet direct in de zon. Vanuit haar bladerkroon verhief zich een enkele bloemstengel die licht doorboog onder het gewicht van een tiental bloemknoppen die op barsten stonden. ‘Ze houdt van klassiek – Pergolesi, Fauré – en van lieve woordjes bij het ontwaken,’ had Esmée nog gezegd.

Een paar dagen had ik het volgehouden. Terwijl mijn gezinsleden zich hoor- en merkbaar in andere delen van het huis ophielden, was ik stiekem naar de orchidee geslopen en had in het donker wat liefkozende woordjes gemurmeld. Ik had zelfs speciaal voor haar nieuwe koosnaampjes bedacht: ‘Schattebelletje, schetebeestje, schoon karamelletje.’ En echt, ik zag haar knoppen zwellen van plezier.

Maar op de vierde dag ging het verkeerd. Ik stond op het punt de deur uit te gaan toen een van de knoppen plotseling open barstte en zich razendsnel ontvouwde tot een knalgele ster. Vol trots kwam ik dichterbij maar ik werd weerhouden door een muffe, weeë geur die me bijna deed kokhalzen.

‘Stinkbeest!’ riep ik uit.

Prompt viel de bloem van de  steel.

Met mijn vingertoppen viste ik hem van de grond en spoelde het juweel zonder pardon in het prieel.

Wekelijkse schrijfopdracht #186– Zeerijm: Rijm kun je ook gebruiken om op een idee te komen voor een verhaal. Zoek rijmwoorden op het woord ‘zee’. Het mag ook halfrijm zijn zoals ‘steen’ of ‘keer’. Maak een lijstje van 10 spannende woorden. Maak een verhaal met deze woorden.

Carolien

‘Dag Harry, dit is Carolien. Zo Carolien, dit is je vader.’
Als vanuit het niets toverde ze een pukkelig wezen tevoorschijn.
‘Ze wilde het zelf,’ beet ze hem toe en verliet daarna op hoge hakken het cafeetje.
‘Nou, ga dan maar zitten,’ zei hij en onwillekeurig zocht hij in haar gezicht naar iets wat op hem leek.
Hij hád geen dochter. Ook geen zoon trouwens. Na Gerda had hij met niemand ooit nog iets gehad.
Carolien keek hem vorsend aan, alsof ze een besluit moest nemen.
‘Nou pa,’ zei ze tenslotte, ‘ik lust wel cola.’