We hebben gegeten, gedronken en gevreeën,
de lakens afgehaald, de glazen omgespoeld,
de vuile borden op het aanrecht neergezet.
We hebben de koffer ingepakt, onze schoenen
aangedaan de deur achter ons dicht getrokken.
Hand in hand zijn we naar het station gelopen.
Toen de trein kwam, kusten we elkaar tot ziens
en in jouw hand vond ik een rozenknop.