‘Zullen we dit jaar eens lekker dicht bij huis blijven?’ had ik voorgesteld.
‘Geen stress, geen lange wachttijden voor incheckbalies of verloren koffers. En best of all, geen vliegschaamte.’
‘Prima,’ had Hans vanuit zijn luie stoel geroepen. ‘Als jij het maar regelt.’
Tuurlijk! Hans is voor de lange afstanden.
Na wat speurwerk op internet vond ik een leuk huisje in Zeeland. Een klein boerderijtje, om precies te zijn. Wat achteraf gelegen aan een stil weggetje met als enig uitzicht landerijen. Precies wat mensen uit de stad nodig hebben. En helemaal voor ons alleen.
‘Wat vind je ervan, Hans?’
‘Mij best!’
Vier weken later stouwen we de kofferbak van onze auto vol en gaan op weg, om een uurtje later aan te komen.
Opgewonden parkeer ik op het erf, naast een SUV met Duits kenteken.
Hans fronst zijn wenkbrauwen.
‘De verhuurder,’ zeg ik. ‘Die staat ons hier natuurlijk op te wachten met de sleutel.’
‘Een Duitser?’
‘Blijkbaar,’ zeg ik monter.
We stappen uit en bellen aan. Achter de voordeur horen we gejoel van kinderen. Een vrouw in korte broek doet open.
‘We zijn de huurders,’ zegt Hans en wil al naar binnen lopen, maar de vrouw blijft als een rotsblok staan.
‘De Mieters!’ roept Hans nog, alsof ze doof is.
Een onbehaaglijk gevoel kruipt in mij naar boven. Voorzichtig beroer ik zijn arm.
‘Zeg Hans,’ fluister ik, ‘ik geloof dat ik vergeten ben te boeken.’
schrijvenonline, opdracht #410: schrijf in 250 woorden hoe jouw hoofdpersoon een vakantieblunder begaat