Het laatste uur van Sjmoëel Asj

Sjmoeël Asj richtte zich op, reikte naar de krukken die in een soort paraplubak naast zijn rieten ligbank stonden en trok zich moeizaam overeind. Stapte voetje voor voetje naar zijn bureau en dacht aan Gersjom Wald, de oude getekende man die hij meer dan vijftig jaar geleden drie maanden lang dagelijks van vijf uur ’s middags tot elf uur in de avond gezelschap had gehouden. Luisteren naar zijn theorieën over zionisme en hem van repliek dienen, dat was waarvoor hij aangenomen was. Luisteren en tegenspreken. Omdat tegenspraak een mens in leven hield.
En aan Atalja natuurlijk. Dochter van Sjealtiël Abarbanel, schoondochter van Gersjom en weduwe van Micha. Atalja die hem gedoogd had, aangetrokken, verzorgd, bemind en weggestuurd.
‘Misschien ga je op een dag nog eens iets voor ons schrijven over die armzalige joden en veroordeel je hun armzaligheid van geest,’ had Gersjom gezegd. ‘Misschien verwerk je ook Judas Iskariot in je verhaal.’
Meer dan over verraad te schrijven was Sjmoeël een verrader gewórden. Verrader van zijn opdracht helderheid te verschaffen. Verraad aan Atalja, die hij had willen verlossen uit haar kille cynisme. Aan wie hij heimelijk beloofd had haar niet te zullen vergeten maar aan wie hij jarenlang niet had gedacht.
Geen haar beter was hij dan Sjealtiël Abarbanel, die de stichting van de staat Israël veroordeeld had maar na zijn dood geen snipper van zijn beweegredenen had nagelaten. Geen spaan wijzer dan Jezus, die zich door Judas om de tuin had laten leiden en dat pas beseft had in zijn stervensuur. Of dan Judas, die op datzelfde moment begrepen had dat hij vooral zichzelf verraden had.
Voorzichtig liet Sjmoeël zich op de stoel zakken en steunde met zijn ellenbogen op het bureaublad. Keek naar de oude telefoon, nam de hoorn van de haak en beroerde even de draaischijf, maar besloot dat er niets meer te zeggen viel. Een kruk gleed op de grond. Sjmoeël boog zijn hoofd, sloot zijn ogen en blies voor de laatste keer zijn adem uit.

#188 Hoe laat jij iemand sterven in een verhaal? Schrijf een sterfscène in 350 woorden. Gebruik een personage uit een verhaal dat je zelf schreef, of neem een personage uit één van je lievelingsboeken.

Boek: ‘Judas’ van Amos Oz