Stamppotje

‘Het stinkt hier,’ zegt Nick.
We lopen in het Ter Kamerenbos. Sinds het afgesloten is voor auto’s, is het aaneengesloten wandelgebied twee keer zo groot geworden.
De stilte is vervuld van fijne bosgeluiden; het geritsel van bladeren waartussen we kleine diertjes  vermoeden en het getjilpt van vogels die we eerder nooit hoorden. Hoe mooi omranden de naaldbomen de weg waarlangs we altijd reden? En kijk hoe jonge scheuten opschieten tussen de beukenbomen.
Een eethuisje breidt zijn terras uit, zet vrolijke roden stoeltjes neer en parasols. Vanuit de verte hoor je al het gezellige geroezemoes en live-muziek, zie je de lichtjes dansen tussen de bomen.
En dan die geuren … De zoete vlierbes in het voorjaar, het opgeschoten gras, en nu verdorrend blad en paddenstoelen.

‘Je ruikt de herfst,’ zeg ik.
Maar dan vermengt de herfstgeur zich met een zure verrottingslucht die mijn maag doet omkeren.
‘Jakkes!’ Waar komt dát vandaan?’
‘Van dat kleine mannetje dat je bijna vertrapt,’ klinkt een raspend stemmetje vanaf schoenhoogte.
‘Wat?’ zeg ik en kijk naar beneden. Vlak voor mijn schoen staat een figuurtje met een baard en een rode puntmuts. Hij doet een paar stappen achteruit om zich in veiligheid te brengen, zwaait met zijn vuist en kijkt me woedend aan.
‘Wil je weleens uitkijken waar je loopt! Barbaar!’
‘Je hoeft niet zo te schreeuwen,’ zeg ik verbouwereerd.
‘Ik schreeuw helemaal niet,’ zegt Nick. Hij pakt mijn arm.
‘Kom,’ zegt hij, ‘we gaan verder. Voor ik ga braken.’
Hij tilt zijn rechter voet met wandelschoen maat 45 op en …

‘Kijk uit!!!’ roep ik nog.
Te laat.

Opdracht #321 schrijven.online: Herfst. Je maakt een wandeling door het bos. Plots duikt er een kabouter voor je neus. Alleen jij kan hem zien, met hem praten etc. en bovendien stinkt het kleine ding verschrikkelijk.
Wat doe je? Praat je met de kabouter, poog je je gezelschap te overtuigen dat je niet gek bent geworden, of…