Ontredderd staat ze voor de deur. Met piekhaar en in kleren die ooit pasten.
‘Je suis seule,’ zegt ze en heft haar armen in een hulpeloos gebaar.
Samen zoeken we haar woonst op, een etage hoger, haar deur wijd open.
Ik smeer een boterham met jam, schenk haar wat water in, een glimlach en een enkel woord.
Wachtend op de thuishulp, die wel vragen stelt maar niets begrijpt.
Nu is Maud dood.
Dat horen we als ze al lang begraven is. Of haar as verstrooid …