Het gekrijs van vogels lokt me naar buiten.
Staande op mijn balkon zie ik hoe op het gras beneden mij een houtduif, weerloos op zijn rug, belaagd wordt door een bende kraaien.
Donsveertjes vliegen in het rond, zijn kaal gepikte hals rozig bebloed.
Wanhopig wapperend met zijn vleugels weet hij zich om te draaien en weg te vluchten naar de bomen aan de overkant.
Het is maar voor even. Dan stijgen ook de zwarte jagers op en zetten de achtervolging in.
En rusten niet voordat het krijten van de duif is weggestorven.